Openingstijden

dinsdag t/m zondag, 10.00 - 17.00 uur
gesloten op zaterdag 27 april 
open maandag 29 april, 10.00 - 17.00 uur

+

Nieuws

Openingstoespraak Kester Freriks

10 mei 2019 – Drents Museum – opening De wijde wereld van Cornelis Pijnacker

Openingswoord door Kester Freriks 
De wilde kleur paarsrood

Zeer geachte aanwezigen en genodigden van de opening van de tentoonstelling De wijde wereld van Cornelis Pijnacker.

Het is een grote eer hier in de respectabele Statenzaal van het Drents Museum een kort openinsgwoord te mogen houden over de tentoonstelling De wijde wereld van Cornelis Pijnacker. Het zullen mijn boeken over stilte, ruimte, duisternis, wildernis, ongerepte ruige natuur én historische kaarten zijn die u hiertoe inspireerde, waarvoor veel dank, met name aan Paul Brood die als co-auteur is betrokken bij het gelijknamige boek over cartograaf Cornelis Pijnacker en directeur van het Drents Museum, Harry Tupan. 
Ik wil graag mijn lezing de titel geven: De wilde kleur paarsrood

Waarom? Al sinds mijn vroegste jeugd ben ik een verwoed liefhebber van landkaarten, zeekaarten, sterrenkaarten. Urenlang keek ik in de Bosatlas naar kaarten, vooral ook historische. En telkens stuitte ik op de kleur paars voor gebieden waar weleens de waarschuwing bij stond ‘wildernisse’ en ‘moerasgrond,  door geen mensch te betreden’. Ook aanduidingen als Veenen en op de befaamde kaart van Pijnacker uit 1634, waarvan de kopergravure zo’n anderhalve eeuw dienstdeed als hét ijkpunt van Drenthe, zelfs de aanduiding Wolfs Kuylen, gelegen midden in de Echter groote veenen. Dat riep mijn fantasie wakker: wolfskuilen, wildernis, leegte, door geen mensch te betreden. Op historische kaarten van Afrika zou dan staan: ‘Pas op, hier zijn leeuwen.’

Wolven dus, in Wolfskuylen. Op de kaart van Pijnacker is de kleur paars overheersend, en verleidelijk, verlokkelijk. Dit zijn de gevaarlijke gebieden, hier niet het milde groen van bossen, zoals die op kaarten staan, maar dreigend paars – en het moerassige is ook nog eens weergegeven door kleine streepjes en golfjes, alsof de ondergrond half water half land is, wat ook waar is.

In een van de mooiste historische reisgidsen van Nederland, de Reise of Zak-atlas van Christian Sepp uit 1773 staat vermeld dat de reis van Groningen naar Zwolle dwars door Drenthe over de wegen 22 uur gaans is, ‘hetgeen de Wagen in éénen dag overryd’. Interessant is dat de provincie Drenthe destijds altijd genoemd werd ‘Landschap Drenthe’ en dat, ook in die tijd, Assen een ‘Vlek’ heette, ‘een Vlek eertyds met een Abtdye, in welke de Heere Staaten des Lands van Drenthe Vergaderingen houden en een van de vermakelijkste Plaatsen is in het gansche landschap’. En juist, geachte aanwezigen, op die plek zijn we nu in de Statenzaal, althans, min of meer.

Paarse landschappen zijn lege, ongerepte landschappen, ook de heidelandschappen. Het zijn wildernissen. Vaak denken we dat de wildernis geschiedenisloos is, want we denken dat er geen menselijke bemoeienis is geweest. Niets is minder waar. Kijken we naar Pijnackers wijde wereldkaart van Drenthe dan zien we prachtige rechte lijnen, die vormen het kenmerkende patroon van de ontginningskanalen. We zien vloeiende vormen van de landschappen zelf: de bosrijke streken, de zandstreken, zoals het Aekingerzand, de veengebieden en dan overal de prachtnamen als Dingspil Suydevelt, Moeras, nog eens Moeras alsof het waarschuwingen zijn, Hoylandt, Smilder Veenen, Valte Schans en helemaal links Transisala, ofwel: Over de IJssel, Transiseliana.

De historische kaart van Pijnacker is een kaart van leegte, van duisternis, wildernis en stilte. Deze kaart herinnert ons eraan dat er in het verleden mensen leefden die namen gaven aan het vaak onherbergzame landschap, die net als wij moesten leren omgaan met hun omgeving, die zich moesten beschermen tegen de natuur en die tegelijkertijd afhankelijk waren van haar bronnen, van de gaven van het landschap. Maar die menselijke aanwezigheid is op Pijnackers kaart prachtig en onvergelijkbaar in harmonie met het landschap. De mens is nietig.

Wat doet een leeg landschap met ons, de leegte en ruigte van het Drenthe van Pijnacker? Ik heb dat intense gevoel van verbondenheid met het landschap eens beschreven toen ik het Emmer Compascuum betrad, want zo zie ik het altijd: je betreedt een landschap, je gaat er binnen in onmetelijk land als van een ver werelddeel. Op het ogenblik dat ik de uitgestrekte veengronden van Emmer-Compascuum, Bargerveen en het Amsterdamse Veld betreed is het alsof ik een reusachtig huis binnenga. Achter mijn rug trek ik de deur naar de bewoonde wereld dicht. Landschappen hebben ook drempels, deuren, gangen, kamers, muren, vensters, een dak en kelder. Over de landweg kom ik in de ruigte. Op de plekken waar de bomen uiteenwijken , biedt het venster uitzicht op de vlakte erachter. Dit weidse perspectief neemt mijn ogen mee, neemt mij mee. Onder mijn voeten, in de donkere kelders van het landschap, ligt veen opgeslagen, eeuwenoude vergane planten die in het duister van de aarde en onder het gewicht van diezelfde aarde veranderen in turf. Dat was het goud van deze streken. 

Maar dat goud lag onder onland, ruigte, wild land, bijster land, woest land, allemaal synoniemen voor een landschap dat vanaf de zeventiende eeuw oneindig is belegerd – door menselijke vooruitgang, doordat we wildernis en met de ongereptheid van het landschap de stilte, ruimte, duisternis wilden verjagen. In cultuur brengen. Het verbannen van de wildernis gold als een beschavingsoffensief. Ik ben gaan houden van de trotse, koppige en vooral onherbergzame gebieden die er nog altijd zijn in Drenthe, zoals die staan aangegeven op Pijnackers kaart. 

We leven in een beklemmende tijd waarin de teloorgang van de wilde, vrije natuur steeds meer toeneemt. Ons landschap valt een harteloze bejeging ten deel. Ons land is al eeuwenlang het resultaat van denkkracht en mankracht, van de inspanningen van ingenieurs en van de loodzware inspanningen van handarbeiders. Historische kaarten doen ons pijnlijk beseffen wát er teloor is gegaan aan wilde natuur. Daarom zijn die van onmetelijk belang.

Veel historische kaarten zijn gemaakt om de trots van stedenbouw, van landwinning, van juist het temmen en bedwingen van de wildernis uit te drukken. In tijden van weleer waarschuwde men voor moerassen en ruigtes, maar liever toonde men aan waar men de wildernis de baas was geworden: polders liever dan moeras, dijken, kanalen. Onland wordt beschaafd land: korter kan het niet gezegd worden. 
Cartografen staan op gespannen voet met wildernissen en heel graag verdoezelen ze de onbekende, witte plekken door allerlei decoraties aan te brengen, zoals familiewapens, schilderachtige taferelen, ingetekende olifanten, fabeldieren, monsterlijke zeedieren, zeemonsters, fantastische mensen met of zonder hoofd – en zelfs kannibalen. Hiermee komen we op de paradox van de cartografische wildernis: een in kaart gebrachte wildernis is immers alleen al door haar op de kaart te zetten een stukje minder wildernis, een stukje minder onbekend en ondoordringbaar. Men gaf wildernissen niet van harte aan. Bedwongen wildernissen, die juist wel.

Maar Cornelis Pijnacker zag het landschap kennelijk anders en zag de cartografie anders, en dat siert hem enorm. Hij laat de lege kwetsbaarheid en schoonheid van het land zien, zoals dat oorspronkelijk daar lag, in de verre en uitnodigende streken van Drenthe. Dankzij Pijnackers historische kaart herkennen we het land van toen in het land van nu: de kleur paars is nog altijds een gebied dat gevaarlijk kan zijn, ‘door geen mensch te betreden’, en daarom kan ik mijn fascinatie daarvoor nauwelijks bedwingen. Pijnackers hemelse kleur paarsrood of pastelpaars heeft me voorgoed geïnspireerd naar de Drenthse vlakke aarde te kijken, en erin te willen dwalen.

Ik dank u voor uw aandacht.

Kester Freriks (1954)


Foto: Vincent Mentzel

Freriks is natuurschrijver en verbonden aan de Cultuurredactie van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen onder meer Verborgen wildernis. Ruige natuur en kaarten in Nederland en Stilte, ruimte, duisternis. Verkenningen in de natuur. Het laatste boek is zowel genomineerd voor de Jan Wolkers Prijs voor het beste Natuurboek als de Jan Hanlo Essayprijs.