Openingstijden

dinsdag t/m zondag, 10.00 - 17.00 uur
extra open op maandag 1 april, 10.00 - 17.00 uur

+

Nieuws

Oude gebruiken en een nieuw geloof

In mei 1870 stuitte veenarbeider J. Kremer op een wel heel bijzondere vondst in het veen tussen Emmen en Roswinkel. Hij vond daar: “eene hoeveelheid van 145 Carolingische munten, eene van goud, de overigen van zilver, ten dele bij en in een lederen taschje ten dele in een schuifdoosje, uit één stuk hout gesneden.” Tegenwoordig is de vroegmiddeleeuwse muntschat van Roswinkel een van de topstukken van het Drents Museum. Deze schatvondst is niet alleen waardevol vanwege de gouden en zilveren munten. Hij vertelt ook een bijzonder verhaal over hoe mensen met eeuwenoude tradities omgingen met een nieuw geloof.

Gedwongen geloof
De zilveren munten in de schat van Roswinkel werden geslagen door vroegmiddeleeuwse ‘Karolingische’ koningen met prachtige namen als Karel de Grote, Karel de Kale en Lodewijk de Stamelaar, die tussen 768 en 877 na Chr. het Frankische rijk regeerden. De schat is dus vermoedelijk aan het eind van de negende eeuw in het veen terechtgekomen. Dit is een interessante periode in de geschiedenis van Drenthe, dat toen net was ingelijfd bij het Frankische Rijk van keizer Karel de Grote. In tegenstelling tot de toenmalige bewoners van Drenthe, was Karel de Grote christen en rond 800 na Chr. dwong hij de inwoners van Drenthe het Christendom aan te nemen. Dit betekende dat er officieel nog maar een god was en dat mensen niet langer allerlei ‘bijgelovige praktijken’ mochten uitvoeren. Zoals offers brengen in natte gebieden, waarzeggers raadplegen of doden cremeren.

Een keurige christen?
In geschreven bronnen worden deze praktijken afgedaan als afgoderij, maar archeologische vondsten zoals de Roswinkelschat laten zien dat oude en nieuwe gebruiken en geloven in de praktijk naast elkaar bestonden. Zo komen de zilveren munten in de Roswinkelschat uit het Frankische rijk en is de gouden munt een lokaal nagemaakte versie van zo’n munt. Zij tonen de culturele invloed van het grote Frankische rijk en de (handels)contacten die bestonden tussen dit rijk en Drenthe. Bovendien zat de schat in een beurs met daarop een kruisvormige versiering. Het lijkt er dus op dat de eigenaar van de schat het nieuwe Frankische regime en Christelijke geloof volledig omarmde. Maar de natte vindplaats van deze en enkele andere Drentse schatvondsten doen vermoeden dat er meer aan de hand is.

Een deel van de muntschat van Roswinkel, met links het houten doosje met schuifdekseltje en rechts het leren tasje waarop ooit een kruisvormige decoratie zat (nu alleen te zien in de stikselgaatjes). Collectie Drents Museum, foto: Wim Kluvers

Een oud offer
De tweede helft van de negende eeuw was een roerige tijd, waarin Vikingen behoorlijk huishielden in Noord-Nederland. Het zou dus kunnen dat muntschatten zoals die van Roswinkel door hun eigenaars werden verstopt. Maar waarom zijn ze dan vervolgens nooit weer opgegraven? En waarom koos de eigenaar van de Roswinkelschat voor het natte veen, waar het moeilijk was de schat weer te vinden? We weten het niet zeker, maar het lijkt erop dat degene die de schat begroef het eeuwenoude voorchristelijke gebruik om offers aan hogere machten achter te laten in de uitgestrekte Drentse venen voorzette. Wat de precieze toedracht van de schat van Roswinkel ook is, hij laat als geen ander zien dat de negende-eeuwse Drenten het Christendom niet van de ene op de andere dag accepteerden en dat ze hun eeuwenoude tradities niet zomaar opgaven toen dit nieuwe geloof werd geïntroduceerd.

Dit artikel heeft in april 2021 in de Drentse weekbladen van NDC Mediagroep gestaan.