Navigatie overslaan
Verhaal

De Col­lec­tie Tex­tiel rond 1900

5 min. leestijd

Aan het begin van de 20e eeuw wordt de textielkunst gekenmerkt door vernieuwing. De focus verschoof van traditionele technieken naar persoonlijker en artistieker textiel werk. Het is precies deze vernieuwing die naar voren komt in de textielcollectie van het Drents Museum. De voorwerpen, die zowel in fabrieken als door individuele kunstenaars zijn gemaakt, lopen uiteen van machinaal gemaakte tapijten en gordijnen tot borduurwerk als kunstvorm. 

In de periode rond 1900, ook wel bekend als het fin-de-siècle, hebben de meeste mensen veel meer textielproducten in huis dan nu. Niet alleen gordijnen en kussens, maar ook vloerkleden, wandbespanningen, en theemutsen. De collectie gebruikstextiel bestaat uit alle textiele voorwerpen die geen kleding zijn.  

Niet alleen de unieke stukken maken deze collectie bijzonder, maar ook de verzamelwijze. Veel voorwerpen zijn namelijk schenkingen van nabestaanden van kunstenaars. Daardoor bevat de collectie ook werk uit het privé-archief van kunstenaars, zoals studiemateriaal, schetsen en ontwerpen. Zelfs textiele werken van kunstenaars die normaal gesproken geen textielkunst maakten, als Simon Moulijn (1866-1948) en Willem Coenraad Brouwer (1877-1933), hebben een plek gevonden in de collectie van het Drents Museum. Daarnaast verzamelt het museum al veertig jaar werk om deze collectie aan te vullen.

 

 

 

Collectieoverzicht

De collectie gebruikstextiel van het Drents Museum omvat grofweg 500 voorwerpen, waarvan ongeveer de helft damast is. Damast is een weeftechniek waarbij tekeningen op een achtergrond van dezelfde kleur worden aangebracht. Door het textiel te bewegen in het licht wordt het patroon vanuit een bepaalde hoek goed zichtbaar. Een luxe tafel kan worden gedekt met damasten tafellakens, servetten en vingerdoekjes, bijvoorbeeld uit de Eindhovense fabriek van E.J.F. van Dissel. In de collectie vind je ook diverse damastontwerpen van kunstenaar Chris Lebeau (1878-1945). 

◼️ Chris Lebeau (ontwerp), E.J.F. van Dissel & Zonen, Eindhoven (uitvoering), Vingerdoek met motief van gestileerde lotusbloemen, dessin 'Lotus', 1926. Collectie Drents Museum, schenking Stichting Schone Kunsten rond 1900

Daarnaast bevat de collectie diverse andere textiele werken, waaronder borduurwerken, batiks, machinale stoffen en meer. Bij de batiktechniek, die rond 1900 enorm populair was onder textielkunstenaars, breng je eerst was aan op delen van de stof om te voorkomen dat de verf op die gedeeltes pakt. Na het verven en het verwijderen van de was ontstaan kleurrijke patronen, zoals te zien in het expressieve werk van kunstenaars als Ragnhild d’Ailly (1891-1951), Agatha Gravestein-Wegerif (1867-1944) en Bertha Bake (1880-1957). De gevarieerde textielcollectie van het museum bevat ook werk van vergeten kunstenaars als Jan Kreunen (1892-1918) en Willem Wiegmans (1897-1942).

◼️ Ragnhild d’Ailly, Gebatikte doek met florale motieven, 1927-1928. Collectie Drents Museum

◼️ Agathe Wegerif-Gravestein, Lap met gebatikt motief van orchidee, ongedateerd. Collectie Drents Museum, schenking Stichting Schone Kunsten rond 1900

Handwerk versus Machine

Rond 1900 staat de textielkunst bol van innovatie en artistieke eigenheid. Textiel wordt in deze periode ook steeds meer getoond op tentoonstellingen, zoals die in 1904 voor Kunstnaaldwerk in het Museum voor Kunstnijverheid in Haarlem. De voetenbankjes van Willy Keuchenius-Dijsselhof (1865-1960) die te zien waren op deze tentoonstelling bevinden zich nu in de collectie van het Drents Museum.  

Veel ontwerpers werkten in het fin-de-siècle samen met vakmensen of uitvoerders, want niet iedereen is even bedreven met naald en draad of de voor batik benodigde tjanting. De uitvoering van een kunstwerk, zowel wat betreft materiaal als techniek, vereist een diepgaand inzicht en een hoog niveau van vakmanschap. De uitvoerder moest bijvoorbeeld precies weten welke borduursteken ten goede komen aan het ontwerp. Borduurwerk, ooit een ambachtelijk luxeartikel, wordt zo een manier voor kunstenaars om hun eigen ideeën uit te drukken. Dit is bijvoorbeeld te zien in het werk van Christine van Zeegen (1890-1973), die zowel ontwierp als uitvoering in eigen hand hield. Haar experimentele benadering toont een grote sprong voorwaarts in kunstzinnig naaldwerk.  

Aan het einde van de 19e eeuw zoekt men naar een eigentijdse moderne stijl waarin krullerige lijnen en strakke gestructureerde decoraties samenkomen. Naast het ontwikkelen van nieuwe moderne vormen worden ook historische decoraties en technieken in een nieuw jasje gestoken, wat een revival betekent voor handweven, breien, kantklossen en vlechten. Het resultaat zijn textiele kunstwerken met nieuwe lijnen en vormen die de frisse stromingen in de hedendaagse kunst weerspiegelen, gemaakt voor de moderne modebewuste klant.  

◼️ Gerrit Willem Dijsselhof (voetenbankje), Wilhelmina Keuchenius (naaldwerk), Voetenbankje met borduurwerk (detail), circa 1900-1904. Collectie Drents Museum, schenking Stichting Schone Kunsten rond 1900

◼️ Bertha Bake, Schoorsteenloper, 1925. Collectie Drents Museum

◼️ Theo Nieuwenhuis (ontwerp), W.G.J. Ramaer & Co., Helmond, Wandbespanning met pauwenmotief, circa 1909-1924. Collectie Drents Museum

Gelijktijdig met de toename van textiele kunstvormen, ontwikkelt ook de machinale textielproductie. Diverse fabrieken en individuele kunstenaars dragen bij aan een rijk scala aan textielproducten, variërend van machinaal geproduceerde wandbespanningen, meubelstoffen en gordijnen. Maar niet alles wordt met de machine gemaakt, zo blijven tapijten in die tijd dikwijls hand geknoopt.  

Fabrieken als de Hengelosche Trijpweverij produceren rond 1900 hoogwaardige stoffen voor meubelbekleding, met decoraties ontworpen door bekende kunstenaars als Carel Lion Cachet (1864-1945). Een stevige impuls voor de esthetische waarde van deze industriële producten. In Eindhoven zijn het firma's als Leo Schellens die zowel effen als bedrukte trijp produceren, in samenwerking met kunstenaars als Chris Lebeau en Jaap Gidding (1897-1982). Trijp is een zachte, fluweelachtige stof die vaak gebruikt wordt voor meubels en wanddecoratie. 

 

 

 

Textielfabriek Ramaer start rond 1900 met de productie van kunstzinnige stoffen voor gordijnen en wandbespanningen en verrijkt die met de ontwerpen van bekende kunstenaars als Theo Nieuwenhuis (1866-1951). De collectie van het Drents Museum bevat textielfragmenten van door Ramaer vervaardigde jacquardstoffen. Dit type textiel maak je op een gelijknamige machine, die complexe patronen realiseert door elke inslagdraad individueel te beheersen. Het resultaat is even oogstrelend als technisch geavanceerd. 

Ook de tapijtproductie viert hoogtij rond 1900. Dat is onder meer goed te zien aan objecten van de Koninklijke Verenigde Tapijtfabrieken in Deventer en Kinheim in Beverwijk. De tapijten worden gesierd door ontwerpen van kunstenaars als Jac. Van den Bosch (1868-1948). Naast van Van den Bosch bezit het Drents Museum tapijten die worden toegeschreven aan kunstenaars als Theo Nieuwenhuis en Johan Bouhuys (1889-1947).

 

◼️ Jacob van den Bosch (ontwerper), Kinheim, Beverwijk (uitvoering) voor ’t Binnenhuis, Amsterdam, Tapijt ‘Zeester’ (Opus 2227), 1926.
Collectie Drents Museum, schenking Stichting Vrienden van het Drents Museum

 

 

 

De collectie van het Drents Museum geeft ook een inkijkje in de textielmarkt rond het fin-de-siècle. De stijlbewuste consument kan luxe unieke stukken aanschaffen, of seriematig geproduceerd modern textiel. Winkels zoals ’t Binnenhuis verkopen modern textiel, zoals een kamerscherm met borduurwerk van Christine van Zeegen met een frame van dure tropische houtsoorten. Galerie de Kerkuil in Haarlem, geleid door Johanna van Regteren Altena (1868-1958), verhandelt textiel voor interieur en lampenkappen van kunstenaars als Bertha Bake, Thera Hofstede Crull (1868-1944) en Judith Révész (1875-1965). In het Drents Museum zijn kleine prototypes van lampenkappen van deze galerie te vinden. In de jaren twintig hield het bekende warenhuis De Bijenkorf grote tentoonstellingen met moderne Nederlandse kunstenaars, zoals Jan Kreunen, die stoffen ontwierpen voor klanten. 

De collectie gebruikstextiel rond 1900 van het Drents Museum laat zien hoe traditionele technieken rond 1900 plaatsmaken voor moderne artistieke stoffen. Dankzij een zorgvuldig verzamelbeleid en diepgravend onderzoek van het museum krijgen de bekende en vergeten kunstenaars uit dit vaak nog onderbelichte artistieke discipline de aandacht die zij verdienen.

 

 

 

◼️ Christine van Zeegen (uitvoering naaldwerk), Janus van Zeegen (ontwerp naaldwerk), Jacob van den Bosch (ontwerp kamerscherm), ’t Binnenhuis, Amsterdam (uitvoering kamerscherm), Kamerscherm met aalvis en vliegende vis, 1919, Collectie Drents Museum, langdurig bruikleen Collectie Meentwijck, erven D.J. Nienhuis