Zeven Molukse eilanden in Drenthe
Sam Saptenno (1941-2024) is negen jaar als hij met zijn vader en moeder naar Nederland komt. Zijn vader Petrus is een Molukse KNIL-militair die voor de Nederlanders heeft gevochten tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). De familie Saptenno komt terecht in kamp Schattenberg bij Hooghalen.
Vanaf 1951 is het barakkenkamp zo’n twintig jaar lang in gebruik als woonplek voor ruim drieduizend Molukkers. In Drenthe kennen veel mensen kamp Schattenberg misschien nog wel. Minder bekend is dat er in Drenthe nog zes andere ‘woonoorden' voor Molukkers waren.
Kampen met een eigen karakter
Als de eerste Molukkers in het voorjaar van 1951 naar Nederland komen, willen ze graag zoveel mogelijk bij elkaar blijven wonen. De Nederlandse overheid denkt daar precies hetzelfde over. De Provinciale Drentsche en Asser Courant schrijft: ‘Zodra de politieke situatie in Indonesië meer gestabiliseerd zal zijn, zal het grootste deel van de Ambonezen, zo verwacht men, willen terugkeren. Daarom worden er geen maatregelen voorbereid, die het opgaan van de Ambonezen in de Nederlandse samenleving kunnen bevorderen.’ De Molukse gezinnen worden ondergebracht in ruim negentig verschillende woonoorden, verspreid over Nederland. Zeven van deze woonoorden liggen in Drenthe: de voormalige werkverschaffingskampen De Fledders, Geesbrug, Mantinge, Stuifzand en Echten, kamp Pieterberg dat gebouwd is voor de Nederlandse Arbeidsdienst, en kamp Schattenberg – het voormalig kamp Westerbork –, dat aanvankelijk diende voor de opvang van Duits-Joodse vluchtelingen en later als concentratiekamp voor Nederlandse Joden.
De zeven barakkenkampen krijgen in de loop der tijd een eigen karakter. Zo wonen in De Fledders vooral vrijgezelle Molukkers, waaronder een groep van vijftig politiemannen van de deelstaat Oost-Indonesië. In Pieterberg zitten aanvankelijk vooral Molukkers van de Kei-eilanden in de Zuidoost-Molukken. En in Geesbrug wonen vanaf 1961 vooral aanhangers van de Partai Nasional Maluku Selatan, die van plan zijn terug te keren naar de Molukken en die wachten op inscheping.
Kamp Schattenberg
Schattenberg is met afstand het grootste kamp in Drenthe. Het is een compleet dorp met winkels, voetbalvelden, een lagere school, een kraamkliniek, een schouwburg, verschillende kerken en een gebedsruimte voor moslim-Molukkers. Petrus Saptenno (1905-1983) is jarenlang voorzitter van de kampraad; ‘de burgemeester van Schattenberg’. De bewoners van het kamp, die elkaar aanvankelijk soms nauwelijks kennen, delen twintig jaar lang lief en leed met elkaar. Een van de gebeurtenissen met de meeste impact op de inwoners van kamp Schattenberg is de grote brand in maart 1958. Vier barakken branden af, ruim vijfhonderd mensen raken dakloos. De meesten van hen verhuizen noodgedwongen naar woonoorden in Vaassen, Wierden en Winterswijk. Ondanks de karakterverschillen tussen de verschillende woonoorden in Drenthe en de vaak afgelegen locaties, gaan familieleden en dorpsgenoten graag bij elkaar op bezoek. Eerst met de fiets, later op de Puch of Mobylette.
Van hout naar steen
Kinderen vinden het leven in de woonoorden vaak één groot avontuur, maar voor hun ouders is het leven niet makkelijk. De barakken zijn vochtig en koud, er is weinig privacy en overal zit ongedierte. In 1957 maakt het Commissariaat voor Ambonezenzorg plannen voor de bouw van nieuwe woonwijken. Liefst zo’n vijftig huizen bij elkaar. Groter is niet wenselijk, omdat dit de integratie belemmert. In Drenthe komen Molukse wijken in Hoogeveen (1962), Assen (1964-1965 / 1970) en Bovensmilde (1969). In deze overgangsperiode van hout naar steen trouwt Sam Saptenno met Johanna Pattipawaej (1940-2021). In november 1966 krijgt het kersverse echtpaar een eigen ‘woning’ in barak 50. De woonkamer, slaapkamer en keuken hebben samen een oppervlakte van twintig vierkante meter. Al snel krijgen ze een dochtertje en in december 1969 verhuist het jonge gezin naar Bovensmilde. Eigenlijk willen ze naar Assen, maar daar kunnen ze niet meer dan een flat krijgen. Omdat Sam graag een tuintje wil, regelt vader Petrus een woning voor zijn zoon in Bovensmilde. Zo belandt hij in de straat waar alle Saptenno’s nog jarenlang bij elkaar zullen wonen.
Schuur, schutting of sloophout
Zodra alle Molukkers uit de woonoorden zijn vertrokken, verkoopt de Dienst der Domeinen de meeste barakken. Andere worden gesloopt. Veel barakken eindigen als schuur, schutting of sloophout. Van de kleinere woonoorden zijn nauwelijks nog sporen in het landschap terug te vinden. Een bomenrij hier, de palen van een hek daar. Alleen in Geesbrug staan de barakken nog overeind, hoewel die inmiddels zijn omgebouwd tot varkensstallen. Niet zo gek dus, dat maar weinig mensen nog iets weten over de verschillende woonoorden. Voor de tweede generatie Molukkers moet het een vervreemdende ervaring zijn, dat de sporen van hun toch al vaak tumultueuze jeugd zo grondig zijn uitgewist. Gelukkig zijn er wel enkele voorwerpen uit de woonoorden in musea beland. Zo liggen de klok, de slagboom en de baraksleutels van kamp Schattenberg in het depot van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. En het Drents Museum koestert het naambordje dat Sam Saptenno ooit voor zijn eigen barakwoning maakte. Ruim vijftig jaar na dato vertelt Sam Saptenno dat de verhuizing naar Bovensmilde zo plotseling ging, dat hij vergat om het naambordje bij de deur uit Schattenberg mee te nemen. Waarschijnlijk is het bij de afbraak of verkoop van de barak door iemand meegenomen als ‘souvenir’ en later aan het museum geschonken.
◼️ Kamp Schattenberg wordt afgebroken als de radiotelescoop van ASTRON wordt geplaatst. Foto: Drents Archief – Collectie Drents Museum